maandag 20 juni 2011

Je adem is rustig maar zwaar. Mijn hoofd rust op jouw borst en stiekem bestudeer ik je naakte lichaam. Het is vijf uur 's ochtends en ik moet eigenlijk naar huis, voordat mijn ouders wakker worden, voordat jouw ouders wakker worden, maar het liefste blijf ik hier bij jou. Want kijk nou eens hoe leuk wij samen zijn. Jij weet net zo goed als ik dat het niet kan, niet mag en nooit zal worden. Gelukkig doen we wel. Soms denk ik wel eens dat het de onbereikbaarheid is dat het zo spannend en geweldig maakt. De fantasie, het sprookje, het geheim waardoor alles dromerig is en onwaar en daarom juist zo mooi, maar eigenlijk ben jij gewoon zo heerlijk dat ik er niet om heen kan. Mijn ogen glijden van de haren onderaan je buik naar boven en vallen op het zilveren kettinkje dat om je nek hangt en je borst versierd. Het is een kruis, terwijl je niet in God gelooft. Je hebt me verteld dat het kruisje symbool staat voor het geloof in haar en jou, jullie liefde, jullie samenzijn. Ze gaf het je toen jullie drie jaar samen waren en anderhalf jaar daarna ontmoette je mij. Van binnen moet ik een beetje grinniken als ik bedenk hoe suf en naïef ze is, hoe het kan dat ze gelooft dat je op nachten als deze 'moe' bent terwijl je gewoon niet zo'n zin in haar hebt. Dat je eigenlijk gewoon liever met mij in bed ligt en nachtenlang stilletjes fluistert dan dat je met haar hardop kan gieren. Ik voel je hand over mijn heup glijden en je kust mijn voorhoofd, 'waar denk je aan?'. 'Niets hoor,' antwoord ik. Kom, laten we samen als nooit te voren, zoals het nooit mag en zoals het nooit zal zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten